Haydn


Franz Joseph Haydn (1732 - 1809) [305 KB]

Haydn was eigenlijk een Bohemer: op 31 maart 1732 werd hij in Rohrau geboren als tweede van de twaalf kinderen van een eenvoudig, vroom en vlijtig wagenmaker. De grootste wens van zijn moeder was een geestelijke uit haar zoon te zien groeien, maar gelukkig voor ons haalde de droom van vader het: die wilde er een muzikant van maken. In de huiskring werd er veel gemusiceerd en deze volksmuziek zou zoon Joseph later nog van pas komen. Na enkele schuchtere pogingen bij een neef organist, wordt hij ingelijfd bij de (nu) beroemde Wiener Sängerknaben, die instonden voor de opluistering van kerkdiensten van de Stephans-domkerk. Wenen was in die tijd de culturele hoofdstad van Europa, en het had een grote muziektraditie: hof, adel en burgerij beoefenden intensief alle mogelijke muziekgenres.

Toen hij de baard in de keel kreeg en in een onweerstaanbare opwelling de pruikenstaart van een collega afknipte, werd Haydn op staande voet ontslagen en weggestuurd uit het instituut. Hij stond letterlijk op straat, en moest een tijd leven uit de hand van enkele vrienden en bewonderaars. Later kon hij in zijn levensonderhoud voorzien als kopiist, privé-leraar en begeleider bij de zanglessen van Porpora. Deze vergoedde hem ook in de vorm van compositielessen. Uit die tijd stammen zijn eerste serenades en strijkkwartetten op bestelling van de plaatselijke adel en gegoede burgerij.

Verder bestudeerde hij de "nieuwe" werken van Carl Philipp Emmanuel Bach, die zo de geestelijke vader van zijn pianosonates zal worden. In 1759 begint zijn loopbaan als kapelmeester bij graaf Morzin, voor wiens orkestje de eerste symfonieën gecomponeerd worden.

Hij trouwt met ene Maria Anna Keller. Eigenlijk had hij zijn oog laten vallen op diens zus, maar ze werd hem door zijn schoonvader aangesmeerd als vervangster. Heel wat anekdotes uit zijn verdere leven wijzen erop dat dit niet de ideale verbintenis was: kinderen kwamen er niet, en Haydn liet zich vaak ontvallen hoe gelukkig hij was weer voor langere periodes uithuizig te moeten zijn voor zijn werk. Naar zijn eigen woorden was hij niet ongevoelig voor de charmes van andere vrouwen; zeker omdat zijn eigen vrouw hem geen kinderen kon schenken, en omdat het haar onverschillig liet of ze nu met een schoenmaker dan wel met een kunstenaar getrouwd was. Hij leed ook onder haar onuitstaanbaar humeur, en kon gelukkig zijn hart luchten bij de zangeres Luigia Polzelli: ze was negentien toen de zevenenveertigjarige Haydn haar leerde kennen, en deze verhouding eindigde eigenaardig genoeg bij de dood van zijn eigen vrouw.

In 1760 werd hij kapelmeester bij graaf Esterhazy in Eisenstadt. Er werd een volledig nieuw slot als buitenverblijf gebouwd, en Haydn kreeg er permanent beschikking over een voor die tijd uitgebreid orkest van 22 muzikanten. In een ideale omgeving kon hij in volle vrijheid naar eigen smaak en inzicht te werk gaan.

Mede door de vele contacten van zijn broodheer genoot Haydn spoedig een grote bekendheid, en krijgt uitnodigingen en opdrachten uit Parijs, Londen, Amsterdam en Leipzig; ook in Amerika, Spanje en Italië werd zijn werk bekend.

Deze bekendheid kwam hem goed van pas in 1790, toen bij de dood van de vorst de kapel ontbonden werd, en hij een behoorlijk pensioen kreeg toegewezen, met behoud van de titel van kapelmeester. Hij vestigde zich als vrij kunstenaar in Wenen, en nu had hij plots alle tijd om in te gaan op de uitnodigingen uit Londen. Op aandringen van de violist en impresario Salomon ondernam hij twee reizen naar Engeland, waar zijn "Londense Symfonieën" triomfantelijk onthaald werden. Hij werd door het hof ontvangen en kreeg het eredoctoraat van Oxford. Op zijn eerste terugreis ontmoette hij de jonge Beethoven, die hem volgt naar Wenen voor muzieklessen. Toch heeft het tussen die twee nooit goed willen vlotten.

De laatste jaren van zijn leven componeerde hij nog zijn twee belangrijkste oratoria: "Die Schöpfung" en "Die Jahreszeiten". Wegens een naamverwisseling met zijn broer Johann kon hij zijn eigen doodsbericht in de krant lezen, en betreurde geen uitnodiging te hebben gekregen voor de groots opgezette rouwdienst in Parijs (met o.a. het Requiem van Mozart en een speciaal voor die gelegenheid gecomponeerd treurmotet van Cherubinii), anders "had hij die dienst graag zelf gedirigeerd". Hij stierf dan ten slotte toch rustig en helder van geest middenin het bombardement van de Fransen op Wenen op 31 mei 1809 (dus 18 jaar na de 24 jaar jongere Mozart).

Haydn is voor de geschiedenis van de muziek belangrijk geweest, niet alleen omdat hij de drie klasssieke genres bij uitstek (symfonie, sonate en strijkkwartet) hun definitieve gestalte gaf, maar vooral omdat hij erin slaagde uit de twee tegengestelde stromingen van de 18de eeuw, de galante en de burgerlijke gevoelsstijl, de nieuwe synthese van het Classicisme samen te smelten. Ondanks zijn kwarteeuw dienst aan het hof van Esterhazy maakte hij zich in zijn werk geleidelijk los van de hofsfeer, en verloor nooit de band met de volksmuziek.

Het is niet precies bekend hoeveel symfonieën Haydn schreef, maar belangrijk is dit getal ook niet. Officieel zijn het er 1O4. Sommigen hebben namen gekregen van anekdotes, zoals de "Afscheidssymfonie". De Londense symfonieën zijn de laatste twaalf en de meest volwassen werken. De bekendste zijn de "Kloksymfonie" en de "Verrassingsymfonie" (= "mit dem Paukenschlag").

Hetzelfde geldt voor de 84 strijkkwartetten: van divertimenti voor Quadro groeien die geleidelijk tot een vaste vorm met een innerlijk thematische verwerking in elk deel afzonderlijk. Zijn 52 klaviersonates vormen de schakel tussen Carl Philipp Emmanuel Bach en Beethoven.